Kaspersky Standard | Plus | Premium

1. Open het hoofdvenster van het programma en klik op .

   Het venster Scan wordt geopend.

2. Klik in het venster Scan op Start Volledige Scan of Start Snelle Scan.

De scantaak wordt gestart.

1. Open het hoofdvenster van het programma en klik op .

   Het venster Scan wordt geopend.

2. Start een Aangepaste Scan door een bestand of map te slepen naar het deelvenster Kies bestanden en mappen om te scannen of sleep ze naar dit venster of door op Kies te klikken en vervolgens een bestand of map te openen.

De scantaak wordt gestart.

1. Open het hoofdvenster van het programma en klik op .

   Het venster Scan wordt geopend.

2. Klik in het venster Scan op Stop naast de scantaak die je wilt stoppen.

   Een bevestigingsvenster wordt geopend.

3. Klik in het bevestigingsvenster op Stop.

De scantaak wordt gestopt.

1. Open het hoofdvenster van het programma en klik op .

   Het venster Scan wordt geopend.

2. Klik op Plan scan.

   Een dialoogvenster wordt geopend waar je de planning kunt instellen.

3. Selecteer het keuzevakje Volledige Scan of Snelle Scan.
4. Geef de scanfrequentie en de begintijd voor scannen op.
5. Klik op OK.

1. Klik in de menubalk op het programmasymbool en kies Instellingen.

   Het venster met programma instellingen wordt geopend.

2. Klik op het tabblad Scan op de optie Plan.
3. Schakel in het geopende venster het aankruisvak in naast de naam van de scantaak die je wilt plannen.
4. Stel de frequentie en het tijdstip van de scantaak in.
5. Klik op OK om de gemaakte wijzigingen aan het schema van de scantaak te bewaren.

1. Klik in de menubalk op het programmasymbool en kies Instellingen.

   Het venster met programma instellingen wordt geopend.

2. Selecteer op het tabblad Scan de taak Scan van externe schijven in de lijst aan de linkerkant.
3. Selecteer in het gedeelte Bij aansluiting van een externe schijf de actie die Kaspersky Internet Security moet uitvoeren wanneer een externe schijf wordt aangesloten.

1. Klik in de menubalk op het programmasymbool en kies Instellingen.

   Het venster met programma instellingen wordt geopend.

2. Selecteer op het tabblad Scan de taak Volledige Scan of Snelle Scan in de lijst aan de linkerkant.
3. Ga naar het gedeelte Optimalisatie en schakel het aankruisvak Sla het scannen van alleen-lezensysteemvolumes over in of uit.

   Belangrijk: Optimalisatie kan om veiligheidsredenen uitgeschakeld zijn.

1. Klik in de menubalk op het programmasymbool en kies Instellingen.

   Het venster met programma instellingen wordt geopend.

2. Selecteer op het tabblad Scan de taak Snelle Scan in de lijst aan de linkerkant.
3. Klik in het gedeelte Scanbereik op Wijzig.

   Je ziet nu een venster met de lijst met objecten uit het scanbereik van Snelle Scan.

4. Zo wijzig je de lijst met objecten in het scanbereik:
   • Zo voeg je een bestand of een map toe aan het scanbereik van Snelle Scan:
     1. Klik op .

        Je ziet nu een venstermenu waarin je objecten kunt selecteren die je aan het scanbereik kunt toevoegen.

     2. Kies de optie Bestanden en mappen.

        Een dialoogvenster waarin je een bestand of een map kunt selecteren, wordt geopend.

     3. Selecteer bestanden of mappen die je aan het scanbereik van Snelle Scan wilt toevoegen.
     4. Klik op Open.
   • Zo verwijder je een bestand of een map toe uit het scanbereik van Snelle Scan:
     1. Selecteer een object dat je wilt verwijderen.
     2. Sleep het geselecteerde object vanuit het venster of klik op .
5. Klik op Bewaar.

1. Klik in de menubalk op het programmasymbool en kies Instellingen.

   Het venster met programma instellingen wordt geopend.

2. Selecteer op het tabblad Scan de taak Snelle Scan in de lijst aan de linkerkant.
3. Klik in het gedeelte Scanbereik op Wijzig.

   Je ziet nu een venster met de lijst met objecten uit het scanbereik van Snelle Scan.

4. Klik op .

   Je ziet nu een venstermenu waarin je objecten kunt selecteren die je aan het scanbereik kunt toevoegen.

5. Selecteer een object dat je aan het scanbereik wilt toevoegen (bijvoorbeeld Geheugen).
6. Klik op Bewaar.

1. Klik in de menubalk op het programmasymbool en kies Instellingen.

   Het venster met programma instellingen wordt geopend.

2. Selecteer op het tabblad Scan de taak Snelle Scan in de lijst aan de linkerkant.
3. Klik in het gedeelte Scanbereik op Wijzig.

   Een venster met de lijst met objecten in het scanbereik wordt geopend.

4. Schakel het aankruisvak uit naast het object dat je niet wilt scannen bij het uitvoeren van een Snelle scan.
5. Klik op Bewaar.

1. Klik in de menubalk op het programmasymbool en kies Instellingen.

   Het venster met programma instellingen wordt geopend.

2. Selecteer op het tabblad Scan een taak in de lijst met taken.
3. Selecteer in het onderdeel Actie de actie die het programma moet uitvoeren wanneer geïnfecteerde bestanden worden gedetecteerd.

1. Kies in de menubalk Bescherming > Rapporten.

   Het venster Rapporten wordt geopend.

2. Open het tabblad Scan.